Colombia, fietsen in het koloniaal verleden en veelzijdig heden

15
Mei

REISVERSLAG - Auteur: Guido De Vliegher

Fietsen door Colombia ... oei ... nu doe je gevaarlijk ... en opletten voor de drugs (vooral dat ze die niet ongemerkt in je bagage steken) !!!  Dit is toch het eerste waar velen aan denken als ik over mijn geplande fietsreis sprak. En laat me eerlijk zijn, om alles veilig te houden, heb ik daar geen drugs, dealers of andere duistere zaakjes opgezocht en hierdoor tijdens deze reis er ook heel weinig van gezien.  Hier en daar zag ik wel een iemand een lijntje cocaïne prepareren op een terrasje.  Of zag dan ook wel bij een bar of een dancing een bord aan de ingang staan met enkele verbodstekens voor -18 jarigen, wapens, messen en drugs.

Fietsen van Bogota naar Medellin, dat is starten op een hoogte van 2.600 meter en dalen naar 1.500 meter. De afstand van 420 km valt nog mee, maar de hoogtemeters die ik hierbij moest overwinnen was met 7.242 meter toch wel een hele prestatie, gezien ik dat al de eerste week voorgeschoteld kreeg. De tweede fietsdag in Colombia, het parcours ziet er mooi uit, ik mag meer dan 2.240 meter dalen, maar wel misleidend, want hierbij heb ik tussendoor ook 1.619 meter te klimmen, en dit bij een temperatuur tussen de 24°C en 32°C.  Met alle factoren samen, was dit toch wel één van mijn zwaarste fietsritten ooit. Veel drinken is gewoonweg noodzakelijk, maar 8 liter die dag is wel heel veel, waarvan 5 liter water (omdat dit het meest logisch is), 2 liter vers geperst appelsiensap (omdat dit verfrissend is en je het hier overal kan kopen) en 1 liter bier Club Colombia bij aankomst, een flesje Dorada, een flesje Roja en een flesje Negra (omdat het lekker is, en ik geen water meer kon zien).

Plezier aan het klimmen, vooral op zaterdag als de massa Colombiaanse sportievelingen met hun "ultra uitgeruste" en "extra dure" fietsen de col Santa Elena beklimmen (waar ik net ook over moet).  Allemaal rijden ze me voorbij natuurlijk, maar hun grimas "in het voorbijrijden" zegt veel: moet die oude, zwaar gebouwde kerel met zo'n extra bagage op een trekkingfiets (veel te dikke banden, veel te zwaar gewicht, ..., niets comfortabel dus) ook over deze col ???

En inderdaad, weliswaar een beetje trager, maar ik bereikte ook de top van de col op 2.624 meter (met trouwens een prachtig zicht op de stad Medellin in het dal) om daarna af te dalen naar 1.489 meter. Dit toont dus duidelijk het verschil tussen een sportieve fietser en een reiziger per fiets, want ene vroeg me hoeveel ik thuis dan wel fietste ?   Weinig of niets, lopen wel, maar fietsen enkel op reis, was mijn antwoord !   Ik zag de ontgoocheling ervan afdruipen, want hij trainde elke week, en weg was hij, de vraagtekens vlogen uit zijn achterwiel.

Medellin, nog niet zo heel lang geleden was het de gevaarlijkste en moorddadigste stad ter wereld, nu nog enkel de drugshoofdstad. Het gevaar is geweken, mede door de integratie van de armere wijken, de uitbouw van het openbaar vervoer (met hier zelfs kabelliften als openbaar vervoer omdat de hellingen te stijl zijn voor om het even wat van trein, tram, bus of metro).

En zoals ik hier en nog in enkele andere steden gezien heb, toerisme kan voor dit land een enorme meerwaarde betekenen in de toekomst, als men maar het “drugs”-gevaar verder onder controle kan houden.

Het verschil tussen stadsleven en plattelandsleven is hier wel groot, alhoewel ze op de boerenbuiten niet noodzakelijk armer zijn, ze verdienen minder, maar alles kost hier ook minder, hun leven is zonder veel luxe. Een voorbeeldje van de prijsverschillen: in een grote stad betaalde ik 5.500 Peso voor een Club Colombia en in een bergdorpje slechts 2.500 Peso voor hetzelfde biertje.   De prijs schommelde daar dus tussen 0,68 Euro en 1,49 Euro, afhankelijk van de plaats, stad of dorp, toeristisch of niet, en toch ging het in alle gevallen om hetzelfde biertje dat telkens perfect gekoeld opgediend werd.

De dagelijkse kost is overal wel lekker, met altijd een flink stuk vlees of vis, maar anderzijds ook wel vrij eentonig, altijd met rijst, gebakken bananen, frieten en een gemengd slaatje. Overal is er wel een lekkere soep of consommé te verkrijgen, dikwijls vissoep als het dicht bij een rivier of meertje is, anders is het kippensoep, rundersoep of groentesoep. Ik vond het zelfs een perfecte maaltijd tijdens het fietsen als middagmaal, het is eten en drinken, ligt niet te zwaar op de maag en is telkens lekker en voedzaam. Het viel me echter wel op dat je als vegetariër heel wat speurwerk moet verrichten om aan een gepaste maaltijd te geraken.  Trouwens aangepaste gerechten voor mensen met een allergie kennen ze daar ook niet, maar dit hoeft hier ook niet, want blijkbaar heeft niemand daar een allergie, dit zal bij ons dan wel eigen zijn aan onze manier van “te hygiënisch” leven.

In het Andesgebergte heb ik een paar keer overnacht in een hotel midden in de natuur, er zijn niet zoveel dorpjes in de bijna onbewoonbare bergen, maar wel veel mooie locaties langs of even weg van de route.  En daar is dan weinig of niets te doen, enkel een siësta, soms aan het zwembad, soms in een gezellige bar, soms op het terras van mijn kamer.  Dit laatste is onvoorstelbaar mooi, rondom mij zie ik enkel bomen, planten en bloemen die we bij ons niet kennen, ik hoor het water in de nabije snelstromende riviertjes of watervallen en het geluid van vogeltjes is altijd in de buurt (en als ik dit van dichterbij bekijk, zie ik vogels in alle kleuren van de regenboog).

Na een klim van meer dan 1.000 meter bij zomerse temperaturen, hoeft het echt niet actiever meer te zijn, dit is voor mij echt genieten van mijn vakantie.  Want het grote voordeel aan een fietsdagje is: dat je dorst hebt bij aankomst (na de douche een lokaal drankje uitproberen), dat je daarna ook honger hebt (als avondmaal regionale gerechtjes proeven) en dat je 's avonds ook moe bent (met een zalige nachtrust als gevolg, want slapen gaat vanzelf).

Mijn Spaanse woordenschat is nu niet zo uitgebreid, maar toch wel voldoende om alles te vragen waar ik behoefte aan had, en zelfs af en toe een verrijkend gesprek kon voeren met de lokale bevolking. Het mooiste dat ik onthouden heb was wat aan de ingang van een café in Yolombo op een bord geschreven stond: “Deja de poner tus problemas en facebook y ven al bar como todo el mundo”. Even verduidelijken, “Stop met het plaatsen van je problemen op facebook en ga naar de bar zoals iedereen”: aan dat eerste doe ik gewoon niet mee en het laatste heb ik met veel plezier dan wel gedaan.

Anderzijds heb ik daar ook het soort jongeren van de toekomst gezien. In plaats van “Buenos Dias” was het “Hola Smartphone” en in plaats van sociale contacten was het sociale media. In dit soort zaken is er helemaal geen achterstand in dit land, in tegendeel. In de steden valt hun sociale leven zelfs stil zonder smartphone, zorgwekkend en nog veel erger dan bij ons, maar ik zag wel dat het op het platteland ook volop in opmars is.

Het zal wel een fenomeen zijn dat wereldwijd bestaat, maar zoals vroeger het geval was met de “onbeschofte rokers in het openbaar” zal ook dit op middellange termijn wel overgaan, want de “mentale gezondheid” en de “normale mens” zal hen hiertoe wel op één of andere manier toe dwingen.

Zo veel, ja er is echt veel te zien in dit land … dus het is duidelijk dat een maand veel te kort was om alles te zien. Maar anderzijds, nog eens terugkomen naar Colombia zit er ook niet echt meer in, gezien er toch nog zoveel andere landen op mijn verlanglijstje staan, waarvan sommige misschien minder spectaculair, maar toch wel telkens een nieuwe ervaring en dat maakt het ook wel mooi.

En dan heb ik “Pablo Escobar” nog niet ontmoet … voor sommigen in de zevende hemel … voor anderen zeven lagen onder de grond. Hij heeft hoe dan ook een heel belangrijke rol gespeeld (zowel positief als negatief) in de geschiedenis van Colombia en voor de ontwikkeling van het land zoals het momenteel loopt. Nu, ik vond het al voldoende om eens het graf van “the King of Cocaïne” te bezoeken op de begraafplaats “Jardines Montesacro” (waar ik trouwens niet alleen was) en dan samen met een paar Colombiaanse bezoekers 100 meter verder langs dat van de grootste drugsbaronnes Griselda Blanco, gekend als “the Cocaïne Godmother” ook eens langs geweest ben.

En geloof het of geloof het niet, maar het graf van “Familia Escobar” is een waar “bedevaartsoord” geworden, hoofdzakelijk voor de lagere klasse van de lokale bevolking, en ondertussen toch ook wel een attractie voor enkele buitenlandse toeristen. En het ganse verhaal rond hun drugskoning wordt zelfs financieel uitgebuit in de stad Medellin met onder andere een Escobar tour, het Museo Pablo Escobar, Escobar souvenirs, … (en ondertussen blijft Colombia nog steeds de grootste cocaïneproducent ter wereld). 

Pablo heeft nog meer achtergelaten dan een drugsverleden alleen, want in het dorpje Puerto Triunfo, waar ik in een eenvoudig hotelletje overnachtte, langs de weg van Bogota naar Medellin, had hij een vele hectaren groot luxe landgoed “Hacienda Napoles” met een vliegveld, een arena voor stierenvechten en ook een privé dierentuin, waarvoor hij dieren van over de hele wereld liet overkomen. Echter, nadat hij voor alles en iedereen moest onderduiken, werd deze dierentuin simpelweg verwaarloosd, gezien zijn personeel niet meer betaald werd, tot zover dat vele dieren op termijn door de omheining ontsnapten. Met als gevolg dat er in een continent waar vroeger helemaal geen nijlpaarden leefden en ze in de jungle hun ideale leefomgeving gevonden hebben, de populatie in Colombia ondertussen zo groot geworden is dat ze daar met velen rondlopen en een probleem vormen. Ik heb ze niet gezien, want er valt niet te fietsen in het gebied waar ze leven, maar het lijkt wel een sprookje op zich.

Langs mijn fietsroute van 1.691 km was er wel voldoende afwisseling om een maand lang te genieten van dit alles. In het Andesgebergte was de omgeving zo groen, met heuvels, hellingen en bergen die bijna ontoegankelijk zijn. Alhoewel, voor de vele runderen geen probleem, en af en toe zag ik een paardentrein vanuit de bijna onbegaanbare jungle op de openbare weg komen. Dat zijn 3 tot 6 paarden met een touw aan mekaar verbonden, volgeladen met suikerriet of om boomstammen uit het bos te slepen en 1 begeleider te voet of soms ook op een paard gezeten.

Van zodra ik fietste naar het noorden toe, gingen de bergen over in heuvels en het levendige groen in een dor bruin. De temperatuur was hier dan ook meer dan zomers, 's morgens startte ik met fietsen om 6u30 bij 24°C om toch mijn einddoel van de dag te bereiken rond de middag bij ondertussen al 32°C. In de namiddag liep de temperatuur dan nog verder op naar 38°C en bereikte op een dag zelfs de 40°C. Te warm om nog actieve dingen te doen, maar er waren mogelijkheden genoeg om mijn dag te vullen: van een simpele siësta op een terras met een gekoeld biertje, tot het bezoeken van een met airco uitgerust museum.

Maar ook in het warme en dorre deel was het wel mooi om te fietsen, want ik zag er heel mooie bomen, heel andere dan bij ons (weinig of geen eiken, beuken, berken, ... wel sparren en dennen … maar nog meer exotische soorten). En daar zie ik in het bruin landschap en tussen het weinige groen af en toe al van ver een gekleurde bol of enkele bollen naast mekaar. Eerst wist ik niet wat ik zag, van dichtbij werd het dan duidelijk, het zijn bomen in volle bloei. Lichtgele, okergele, oranje, roze of rode bloemen de takken vol en nog zonder bladeren, telkens een echte kleurbom.

Een constante, zowel in de hoger als in de lager gelegen gebieden, zijn de vele runderen die op grote oppervlakten grazen. Telkens is er dan een haciënda of een finca in de buurt, grote boerderijen met een verzamelplaats en laadkade voor de samengedreven runderen. Een cowboy te paard zie je dan ook regelmatig, actief op de landerijen, op terugweg naar huis of zelfs in het centrum van een dorp.

Er is duidelijk voldoende afwisseling in dit land, want steden zoals Bogota, Medellin en Cartagena zijn dan al behoorlijk uitgerust om toeristen te ontvangen, alhoewel het toerisme in de volgende jaren toch nog grote vooruitgang kan maken.

Eén van de mooiere gebieden waar ik fietste, was mijn rit van Magangué naar Santa Cruz de Mompox, hier is meer water, rivieren en meren, dan dat er vasteland is. En met de fiets kwam er nog een extraatje van 45 minuten bij, want ik koos voor de ferry van Yati naar Bodega om de rivier over te steken. En de volgende dag heb ik in de namiddag afkoeling gezocht door vanuit Mompos met een drie uur durende boottocht op de meren de fauna en flora van de andere kant eens te bekijken. Hier kwam nog bij dat tijdens het droog seizoen de waterstand tussen de rivier Magdalena en de meren te laag is, en dit traject met kar en ezel uitgevoerd werd.

Ik zag langs mijn route ook een paar historische steden met een koloniaal centrum dat terecht op de werelderfgoedlijst van de Unesco staat. Hier gaf ik mijn fiets telkens vrijaf en bleef er één of meerdere dagen om de stad te bezoeken (trouwens ik fiets zelden meer dan 4 dagen na mekaar zonder een “rustdag” in te plannen). Een rustdag, dat is voor mij toch niet echt stilzitten of niets doen, maar bijvoorbeeld zoals in Honda is dat wandelen door een klein en ongerept historisch centrum met steile straatjes, kleurrijke gebouwen en nog weinig of geen toeristen. En verder genieten van een lokaal gebakje met Café de Colombia, of rustig vanop een terrasje met een glas vers geperst appelsiensap het dagelijks leven in de stad gadeslaan.  O ja, en ’s avonds een gegrilde vers gevangen vis op mijn bord.

Een belangrijke plaats tijdens de kolonisatie door de Spanjaarden, en voor mijn fietsroute een ommetje waard, is de stad Santa Cruz de Mompox (kortweg Mompos in de volksmond). Hier zijn al meer toeristen en als je de stad gezien hebt begrijp je het helemaal. Alle gebouwen en straatjes zijn nog bijna origineel zoals tijdens de Spaanse overheersing, veel van de gebouwen hebben hier zelfs nog hun oorspronkelijke functie.

Als laatste stad was ik dan in Cartagena, waarschijnlijk wel de meest toeristische stad van Colombia, en inderdaad je bent er op één dag niet rond met het bewonderen van de vele kleurrijke gebouwen, sfeervolle straatjes, en overal worden snacks verkocht, overal wordt vers fruitsap geperst, ...  Hier zijn ook enkele musea, het "Castillo de Felipe" als grootste fort van Zuid-Amerika en nog een versterkte stadsmuur van 12 km lang rond het historisch centrum.

In Colombia heb ik dan ook (één van de weinige) voordelen ervaren van ouder worden: bij de meeste musea kreeg ik 25% tot 50% korting als 60-plusser, en soms zelfs gratis zoals in “Museo del Oro” in Bogota.

En ja hoor “als ik ooit zou verbannen worden uit België”, dan zijn er in dit land toch een paar plaatsen waar ik definitief zou kunnen gaan wonen. Trouwens dat gevoel heb ik wel in meerdere landen, maar indien de noodzaak zich zou voordoen, blijft China toch wel mijn eerste keuze. En als je nu toch wel al te nieuwsgierig wordt waarom ik in dit of dat land zou kunnen of willen wonen: in veel landen waar ik gefietst heb is er dikwijls een stadje waar ik me onmiddellijk thuis voel, plaatsen die zoveel te bieden hebben. En met veel bedoel ik zowel cultuur, natuur, gastronomie, …, maar vooral ook de gastvrijheid en levensvreugde die ze uitstralen, dat ze hiermee de “Vlaams Bourgondische” levensgenieter voldoende kunnen bekoren. Maar let op, voor geen geld van de wereld zou ik vrijwillig mijn “Vlaanderen” definitief willen verlaten, hier telkens weer thuiskomen is de grootste luxe die ik ken.

Terug naar overzicht