REISVERSLAG - Auteur: Johan Van Praet / Foto's Yan Verschueren

Nuna Allanngutsaaliugao
Daar sta ik dan. Op de luchthaven van Longyearbyen. Samen met een groep Belgen schepen we binnen enkele uren in op de MV Hondius richting Noordoost-Groenland. Doel? Ile de France, een eilandje op zo’n 77° noorderbreedte waar poolreiziger Adrien de Gerlache 117 jaar geleden een boodschap-in-een-fles verborg in een hoop stenen of caïrn. Dat is alvast het plan.
Longyearbyen ‘ontplofte’ de voorbije decennia van godvergeten stek voor avonturiers en fortuinzoekers tot place to be voor natuurliefhebbers en grensverleggers. De minst misdadige plek in Europa oogt grauw en troosteloos onder het stof van de eeuwenoude lokale steenkoolnijverheid. Alleen de kleurrijke houten huisjes steken schril af tegen de asbruingroene rotsflanken waarvan de toppen in de lage wolken oplossen.
Expeditieleider Adam Turner laat ons oppikken met de zodiac. Op amper 1338 km van de geografische noordpool vaart ons ijsversterkt schip MV Hondius door Isfjordbaai. Aan 11 knopen of zo’n 20 kilometer per uur, stomen we richting Ile de France. “Met nog 500 zeemijl (1 mijl is 1,852 km) voor de boeg kunnen we in pakweg twee dagen tijd de Groenlandzee dwarsen”, berekent de Finse stuurvrouw Miia Holma.

Het ijs is onverbiddelijk. Volgens de net binnengelopen ijskaarten van het Noors Meteorologisch Instituut zit het water rond Ile de France potdicht. Geen doorkomen aan zonder het risico zelf vast te lopen of dagen tijd te verliezen. Plan A wordt plan B.
Plan C
7.45 u. Goeiemorgen. Buiten is het 4°C. De eerste schollen zee-ijs doemen op. In het voorjaar versplinteren de wind en de transpolaire stroming het zuidelijke deel van het polaire pakijs en stuwen de ijsschollen richting zuiden. Met zijn ijsversterkte rompt duwt en schuurt Hondius zich een weg dwars door een mijnenveld van ijsschotsen en -brokken.
Pech, de deining maakt het onmogelijk om veilig aan land te gaan bij Bass Rock. Je stapt immers niet veilig uit een zodiac op de rotsen terwijl je rubberboot anderhalve meter op en neer slingert. Ook de tweede landing op Kaap Filip aan de oostzijde van Shannon Eiland moet eraan geloven. Over naar plan C.

We varen terug richting noorden waar we in de beschutting van Peters Bugt mikken op een landing bij Karls Point op Hochstetter Forland. “Hoe ver schat je die ijsbergen aan de horizon”, daagt de kapitein me uit. Elf kilometer gok ik. “Doe er maar nul bij.” Anders gezegd: bij klare hemel krijg je een zicht dat verder reikt dan de horizon.
Wolken en wind bepalen de grenzen van onze verbeelding. Ik voel en zie ze rondom me openbloeien wanneer we door de beschutting van Hochstetterbugten glijden. De zee lijkt wel een spiegel waarin de besneeuwde bergtoppen van Kuhn Eiland letterlijk schitteren in een felle streep zon. Majestueuze ijsbergen tot wel 40 meter hoog doen de fantasie op hol slaan. Ik zie burchten, torens, een koningstroon, een hellend vlak met bovenop eeuwenoud, aardebruin gletsjerpuin, ... “Sommige ijskathedralen afkomstig van gletsjers langs de kust van Oost-Groenland zijn jaren onderweg”, weet prof. em. dr. Louis Beyens, onze doorgewinterde gids die het Arctische gebied beter kent dan zijn broekzak. “De golfstroom voert ze helemaal rond Kaap Farvel in het zuiden naar de fjorden in het westen”, een tergend langzame, maar zekere smeltdood tegemoet.

Twee centimeter
Onze fotojacht op ijsberen in het noorden wordt afgeblazen. Na uren wringen en botsen door het ijs bij windsnelheden tot 90 km/u besliste de kapitein midden de nacht om alsnog de steven te wenden en volle kracht terug naar het zuiden te stomen. Het ijs kent geen genade, maar meer nog vormt het samenspel met wind en temperatuur een gevaarlijke cocktail. Met de sterke wind recht op de boeg varen we door de ‘severe gale’ – net geen storm lees ik op de tabel met windsnelheden. Plan D? Dødemansbugten in het beschutte fjordenstelsel van Gael Hamkes Bugt ten zuiden van het eiland Clavering. Door de golven van drie tot vier meter wordt het dek vooraan op de boeg verboden terrein voor de passagiers.
Geland op het strand van Dødemansbugten volgen we de morene, een opeenhoping van bergpuin dat werd meegesleurd door de gletsjer. We botsen op een tentring van een eeuwenoud Inuit-zomerkamp. Onze Deense archeoloog Henrik glundert. “Van Thule-nomaden die in deze gebieden rondtrokken tussen 1300 en 1850. Dit is een miniatuurversie, wellicht als speeltent van kinderen.” Tijdens de warme maanden volgden de Inuits met hun kajaks de kustlijnen en hielden er kamp. Tenten van huiden werden aan de rand met stenen verstevigd. “Die liggen nog altijd in dezelfde cirkel zoals ze er honderden jaren geleden werden achtergelaten: met aan de ingang de typische platte schieferstenen waarop de lamp stond. Achterin de huiden gestapeld om te slapen. In het midden de plaats voor het bed.”

De kuststrook van Nuna Allanngutsaaliugao, de Inuit-naam voor het grootste Nationaal Park ter wereld, is één reusachtige archeologische site waar eeuwenoude artefacten en restanten van Inuit-zomer- en winterkampen als het ware voor het rapen liggen. Alsof ze er pas gisteren werden achtergelaten”, vertelt Henrik. “Dat die sporen na vele al die eeuwen nog open en bloot aan de oppervlakte liggen, komt omdat er nauwelijks vegetatie groeit en wind of water geen losse bodem of sedimenten aanvoeren die alles bedekken. En de permafrost verhindert dat de overblijfselen in de bodem verzinken.”
Plan E … wie is nog mee?
“Zoals je merkt hangt er buiten … mist”, klinkt het door de intercom. Het is 7 uur ’s ochtends en we horen Adam al op zijn sokken afkomen: “We dobberen amper 900 meter van het vasteland en je ziet het niet eens liggen. Daarom exit Myggbukta.” Vreemd hoe snel ik wen aan het loslaten van zekerheden en houvast zoek in gesprekken over een programma dat er in de feiten geen is. Mark, mijn eeuwige kajuitgenoot en cameraman, haalt me weg uit mijn mijmeringen: “eerst ontbijten, dan verder schrijven”.

7.15 u. Goed nieuws. Ondanks de dikke mist gaat Hondius toch voor anker. Met de hoop dat de erwtensoep optrekt en we alsnog voet aan wal kunnen zetten. Ingesloten in de Foster Bugt tussen Hold With Hope en Gauss Halv Eiland is Myggbukta de ideale plek om een weerstation te bouwen dachten de Noren. En zo geschiedde in 1922. Dat deze plek ook geopolitiek geschiedenis zou schrijven, wisten ze toen nog niet. Het begon in 1931 wanneer Noorse nationalisten de regio claimen. De Denen trekken naar het Internationaal Gerechtshof in Den Haag, winnen in 1933 het pleit en richten een politiepatrouille op om het gebied te bewaken. Het zaadje van de huidige Sirius Sledge Patrol is geplant.
Maar de echte kiem van de militaire patrouille-eenheid wordt gelegd bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog. In het grootste geheim stampen de Duitsers in Myggbukta een weerstation uit de grond. Deense en Noorse trappers waarschuwen de geallieerden die het bombarderen. Immers, met de waardevolle meteogegevens uit het hoge noorden zouden de Duitsers hun weersvoorspellingen in Europa kunnen verfijnen voor de Luftwaffe. De kans was groot dat de Duitsers het niet bij deze poging zouden laten en daarom richtte de Groenlandse gouverneur in 1941 de Northeast Greenland Sledge Patrol op. Die moest de kustlijn tussen 70° en 77° Noord bewaken. Wat ze anno 2023 nog altijd doet.

Oorsprong van de aarde
Voor het eerst gingen we de nacht in zonder varen. Om 23.08 u. ratelt het anker vijf schakels het water in - een schakel is een oude meeteenheid, goed voor 27,5 meter. Een korte nacht later zwier ik mijn benen uit de zodiac bij Ovibos, de kaap tussen de ingangen van Nordfjord en Geologfjord, twee zijarmen van de Keizer Franz Joseph Fjord. Als ik Mark mag geloven een van de mooiste ter wereld. En ik geloof hem.
Binnen een bewaakte zone – ijsberen, weet je wel – mogen we vrij ronddwalen. Een poolhaas schiet schichtig weg. Het met zon overgoten vergezicht vanaf de heuveltop toont Groenland in een notendop. Alle puzzelstukken van het noorden vallen hier samen: ruwe natuur, de geologische tijdlijn in de rotsschakeringen – een reis naar het Noordoosten is ook een reis naar de oorsprong van de aarde – indrukwekkende bergtoppen, gletsjers, een eenzame pelsjagershut, eeuwenoude Inuitverblijven en ijsbergen die een langzame dood smelten.
Archeoloog Claus is in de wolken over zijn vondst. Vijf winterhuizen van Thule-Inuits, waarvan twee nog niet blootgelegd. De Thule leefden in kleinschalige verbanden. Vanuit hun kajaks en umiaks joegen ze met harpoenen op walvissen, zeehonden en walrussen. Ook rendieren, vogels en vissen waren belangrijke prooien. Niets van de buit ging verloren. “Als er al eens een Europese walvis- of pelsjager in de buurt vertoefde om handel te drijven, bood de Inuit-man zijn vrouw aan. Kwestie van nieuw bloed in de familielijn te krijgen.”

Dame ijsbeer
“Hoe is het licht?” is steevast de eerste vraag die Mark stelt als hij met kleine oogjes ontwaakt. De lucht blijft open en helder terwijl Hondius gemoedelijk door de Keizer Franz Joseph Fjord glijdt. Tussen Ymer Eiland in het noorden en Suess Land in het zuiden door, richting Ella Eiland. Iedereen staat te popelen om de – vandaag onbemande – basis te bezoeken. Plots kan het niet snel genoeg gaan. Een ijsbeer laat zich spotten tussen de barakken. Voor we het goed en wel beseffen, stoomt een armada van 15 zodiacs richting het station. Iedereen weet wat er komt, maar gelooft het nog niet. We naderen het strandje zo stil en rustig als mogelijk … daar staat ze dan, dame ijsbeer. Gevangen op het land. Mijlenver van het vertrouwde pakijs op zoek naar eetbaars. Een uur lang ratelen de camera’s tot het vrouwtje als verveeld in het dal verdwijnt.
Als ik de volgende ochtend op het strand van Segelsällskapet Fjord land, bereiken de vroege wandelaars die zich dieper in het landschap waagden enthousiast de waterkant. “De versnipperde steenpartijen lijken wel miniaturen van de omliggende, imposante rotswanden”, vergelijkt Stefan. Een berg plaatjes bekrachtigt zijn beleving. Ik wandel zo ver en hoog als mag en ga zitten op een zwerfkei – dat denk ik toch. Even een moeilijk moment. Eenzaam in zo’n onvatbaar mooi decor zet een mens aan het denken. Een mistbank rolt onaangekondigd over de baai en expeditieleider Adam roept alle zodiacs naar het strand. Het moederschip verdwijnt in de wolk. We moeten terug, te gevaarlijk om nog alleen rond te dwalen. Niet veel later varen we het fjordenstelsel uit naar open zee. Als het weer meezit bereiken we binnen twintig uur Ittoqqortoormitt, de meest noordelijke Inuit-nederzetting aan de Groenlandse Oostkust. De ‘q’ spreek je uit als ‘k’-klank, maar zelfs dan blijft het een tongbreker.

Niemand thuis
Het krassen van de raaf overstijgt het geronk van de zodiac wanneer die op het keienstrandje aanmeert. Het is nog vroeg. Er is een kerk en een ‘bank’, een school, de superette, het gemeentehuis… voor bijna 350 zielen van Ittoqqortoormiit, de helft van twaalf jaar geleden toen ik hier ook aan land ging. Dat de nederzetting ook een museum en een ‘tourist office’ heeft, lijkt onwezenlijk. Ze waren het werkterrein van Karina. Maar die is enkele jaren terug verhuisd naar Spitsbergen.
De huidige inwoners zijn nakomelingen van de 70 kolonisten die hier op 4 september 1925 neerstreken met het schip Gustav Holm. In het dofrode museumhuisje – drie kamertjes met wat authentieke Inuit-kledij, jachtgerei, huisraad en vooral foto’s – demonstreren Flavia en Magna hoe ze van muskoswol handschoenen breien. Hun tanden verraden hun leeftijd. Een kleine fooi is altijd welkom.
Amper vier of vijf gezinnen leven nog echt van de jacht. Alleen al om als gezin met twee kinderen en een roedel sledehonden te overleven, moet je volgens Claus minstens 2.000 robben schieten. “En dankzij het vellen van een ijsbeer of muskusos verdienen ze het spreekwoordelijke zout op de aardappelen. Willen de mensen meer comfort dan moeten ze bijverdienen.” Toerisme biedt dan een mooi en milieuvriendelijk alternatief.
Ik had dolgraag een tupilaq gekocht, maar het ‘tourist office’, annex souvenirshop blijft gesloten. Mette is ziek, maar Ida – de lekenpriesteres – toont me de weg naar het huis van de beeldhouwer. Tupilaqs zijn half dierlijke, half menselijke figuurtjes gesneden uit kariboehoorn, ivoor van walrus- en narwaltanden, hout of zeepsteen. Ik klop. Nog een keer. Helaas, … niemand thuis.

Je kunt kijken … je kunt zien
Met een volronde bloedmaan aan de horizon sloot ik vannacht ‘gisteren’ af. Met een open zonsopgang trek ik ‘vandaag’ op gang. Ik tuur naar buiten terwijl we het grootste fjordenstelsel ter wereld, Scoresby Sund, binnensluipen. Mijn schrijfpotlood – ik gebruik bewust geen balpen omdat koude en inkt vaak niet matchen – wordt een stompje. Anders gezegd, de reis nadert de terugweg. Onze laatste volle dag op Groenland start met een landing op Sydkap ten zuiden van Stauning Alper. Exact hetzelfde strand waar we in 2010 letterlijk onze tenten als eens opsloegen. Kamperen is sinds kort echter verboden.
Jagen mag wel in dit gebied dat net buiten het natuurreservaat ligt. Verder langs het strand vormen zes kleurrijke houten hutten het basiskamp van lokale jagers. Ze steken schril af tegen de kleuren van de toendraherfst: rood, oranje en okergeel. De Denen importeerden lang geleden het gebruik van gekleurde huizen in Groenland. Elk kleur gaf vroeger de eigendomsverhoudingen weer. Rode gebouwen verwezen op handel, groene op onderwijs en kerkelijke zaken, gele op gezondheidszorg en blauwe op post en telefonie. Het systeem is ondertussen al flink verwaterd, maar de kleuren bleven – mooi.
Een eind voorbij de eerste heuvelrug graast een kudde muskusossen horen we over de radio. De ‘long hikers’ houden de tred erin, als een voorhoede op zoek naar leven. Onze kudde rode jassen volgt op afstand. Soms veer ik wel tien centimeter diep weg in de mossige toendra, dicht begroeid met kruipstruikjes. Het kan decennia duren vooraleer mijn sporen zijn uitgewist. Onze kudde haalt die van de muskusossen helaas niet meer in.
Sneeuwhoender vs. poolvos
Aan de helblauwe horizon houdt een leger ijsbergen de wacht. Ze houden onze landing op Bjørne Øer niet tegen. Ik klauter helemaal naar de heuvelrug waar Jaap gewapend op de uitkijk staat. We staan op onbekend, maar spectaculair terrein, met de meer dan duizend meter hoge toppen van de Caledonische bergketen als onmetelijke grens. Ik probeer het landschap in mijn geheugen te verankeren. En beslis uiteindelijk nog een laatste inspanning te doen naar de groene veenplas beneden. Cameraman Mark komt naast me zitten, … genieten. “We hebben nog vijf minuten voor de laatste zodiac terug”, pikt expeditiegids Koen ons op. Ook hij kijkt nog een laatste keer om en … spot een poolvos. Dertig seconden staar ik met de verrekijker recht in zijn ogen. Wat een einde!
.png)
PRAKTISCHE INFORMATIE NOORDOOST-GROENLAND
Wie boven 70° Noord wil trekken langs de kusten van Noordoost-Groenland moet avonturier zijn. Het ongerepte en beschermde natuurgebied is zo goed als onbewoond en biedt geen accommodaties. De beste oplossing is te reizen tot Ittoqqortoormiit, de meest noordelijk gelegen nederzetting, en van daaruit met lokale gidsen Scoresbysund, ‘s werelds grootste fjordenstelsel, te verkennen. In de winter met sledehonden, ’s zomers hiking
Bereikbaarheid
Oost-Groenland heeft één publieke luchthaven: Kusuluk Airport. Er vertrekken vluchten vanuit IJsland (Reykjavik Domestic Airport) of vanuit West-Groenland (Kangerlussuaq luchthaven). Met de lokale helikopter shuttle van Kusuluk kun je verder naar de stad Tasiilaq op Ammassalik Eiland en van daaruit naar nederzettingen in de buurt. In de zomer en de herfst zijn de nederzettingen ook per boot bereikbaar (in de lente met hondenslee).
Klimaat en beste reistijd
Wie in Arctica toert moet voorbereid zijn op alle weertypes. In de winter schommelt de temperatuur tussen -10 en +4° C. In de zomer tussen +6 en +15°C. Door de lage luchtvochtigheid voelt het veel warmer aan dan de thermometer aangeeft.
Grensdocumenten
Voor Groenland volstaat als Nederlander of Belg een geldig paspoort of geldige Europese identiteitskaart.
Algemene informatie
Meer specifieke informatie op www.eastgreenland.com.